Eindopdracht: een zelfontworpen les voor groep 7-8

De eindopdracht: 
Bedenk een 'nieuw' goed doel en maak hier een logo van, eerst door te tekenen en vervolgens door het logo te schilderen. Gebruik hierbij een beeldaspect kleur of vorm. Hieronder is de les uitgewerkt volgens het lesfasenmodel. 

Procesfase: voorbereiding (30 minuten)
Context
Ieder jaar rond september, bij de start van het schooljaar, is er de kinderpostzegelactie. Kinderen uit groep 7 en 8 gaan langs de deuren in hun buurt om kinderpostzegels te verkopen voor het goede doel. In deze periode is het mooi om aan te sluiten bij het thema "een goed doel". Hierdoor sluit je aan bij de belevingswereld van kinderen. Op dit moment leeft dit onderwerp bij kinderen: wat zijn goede doelen, welke goede doelen bestaan er, wat doen de goede doelen met het geld dat zij krijgen enz. Veel kinderen hebben zelf ook een idee voor wie of wat zij geld zouden willen inzamelen. 

Basisplan en doelen
De opdracht is: bedenk een 'nieuw' goed doel en maak hier een logo van, eerst door te tekenen en vervolgens door het logo te schilderen. Hierbij wordt het beeldaspect kleur of vorm gebruikt. 
Het logo moet aan een aantal randvoorwaarden voldoen: 
- Het gekozen goede doel bestaat nog niet; 
- Het kind kan beschrijven waarom het voor dat doel gekozen heeft;
- Er is geschetst en geschilderd en hierbij is er minimaal één gebruikte kleur gemengd (technisch leerdoel); 
- Er is een duidelijk beeldaspect (kleur of vorm) aanwezig in de tekening die jouw tekening sprekend maakt/dat aansluit bij het beeldend probleem (beeldend leerdoel). 

Procesfase: receptie/oriëntatie
Introduceren en informeren 
Om de beeldcultuur naar voren te laten komen, wordt er een filmpje getoond van het wereld natuur fonds: 



Dit filmpje wordt kort met de kinderen besproken: 
- wat zien jullie in het filmpje? 
- wat is de boodschap uit het filmpje? 
- welk gevoel geeft het filmpje jullie? 
- wat zouden de makers nog meer hebben kunnen doen met het filmpje? 

Vervolgens worden er een aantal logo's getoond van goede doelen, waar aan de hand van de ontwikkelingsfasen van Parsons een beeldbeschouwing plaats vindt (met oog voor de verschillende beeldaspecten). 



Fase 1: associatieve fase (favoritisme) 
Wat zien jullie in of op dit logo? 
Verwachte antwoorden: een moeder met een kindje, een wereldbol, twee takjes. 

Fase 2: Mimetische fase (ambachtelijk) 
Vinden jullie het een mooi logo? 
Verwachte antwoorden: ja, een liefdevol logo van een moeder met een kind. Nee, want je ziet het gezicht van de moeder en de baby niet en het bestaat alleen uit blauw en wit. 

Fase 3: Expressieve fase (expressiviteit) 
Wat zou de betekenis zijn van dit logo? 
Verwachte antwoorden: Een kind hoort bij zijn moeder. Een moeder is belangrijk voor een kind. Je bent niet alleen op de wereld. 

Fase 4: Formele fase (formalisme) 
Welk beeldaspect valt als eerste op in het logo? 
Verwachte antwoorden: Kleur, namelijk het de witte tekening op het blauwe vlak (ook mogelijk: compositie, het plaatje is in het midden van het logo geplaatst). 


Fase 1: associatieve fase (favoritisme) 
Wat valt je als eerste op als je naar dit logo kijkt? 
Verwachte antwoorden: de rode en blauwe kleur, een zwaard dat door een dier is gestoken. 

Fase 2: Mimetische fase (ambachtelijk) 
Is het een realistisch logo? 
Verwachte antwoorden: Nee, er kan niet zomaar een zwaar door een dier gestoken worden dat rechtop blijft staan. Het dier heeft geen ogen, het is niet duidelijk wat voor dier het is. 

Fase 3: Expressieve fase (expressiviteit)
Wat voor gevoel geeft dit kunstwerk jou? 
Verwachte antwoorden: een verdrietig gevoel, het zwaard doodt het dier, het dier spartelt met zijn pootjes. 

Fase 4: Formele fase (formalisme) 
Welke beeldaspecten met betrekking tot kleur zie je? en met betrekking tot vorm? 
Verwachte antwoorden: rood staat tegenover blauw. Rood betekent gevaar. Blauw stoot gevaar weer af. Er is sprake van een twee rechthoekige blokken (rood en blauw) en een wat meer rondere vorm dier. Het is een vlakke afbeelding, geen 3D. 

Fase 5: Interpretatieve fase (open mind).
Het betreft een logo van de kwf kankerbestrijding. Wat zou de maker hebben willen zeggen? 
Verwachte antwoorden: van kanker kan je doodgaan, samen kunnen wij het tegenhouden. 

Instrueren 
Er wordt een beeldend probleem geschetst aan de kinderen, namelijk bedenk een nieuw, goed doel en ontwerp hiervoor een logo. Bedenk in je hoofd iets wat jij heel belangrijk vindt en waarvoor jij vind dat er geld ingezameld moet gaan worden. Maak eerst een paar keer een schets op een klad papier en kies een definitief logo wat je vervolgens tekent en schildert op een a3 formaat. Zorg ervoor dat je in je logo gebruik maakt van het beeldaspect kleur of vorm. 

Leg uit wat het beeldaspect vorm en het beeldaspect kleur inhoudt. 

vorm - Dit is de uiterlijke gedaante. Vormen kunnen tweedimensionaal zijn (vlak) en driedimensionaal. Vormen kunnen verschillende gedaanten hebben zoals rond - hoekig, geometrisch - organisch, symmetrisch - asymmetrisch, regelmatig - onregelmatig, enkelvoudig - samengesteld, gesloten - open, vrij - lineair. Vormen kunnen zoals net genoemd een contrast vormen met elkaar. 
Een aantal plaatjes ter illustratie: 


kleur - Kleur is vaak gebonden aan materie (verf). Ook tussen kleuren bestaan contrasten, zoals licht-donkercontrast, warm-koudcontrast, kwantiteitscontrast en kwaliteitscontrast. Veel kleuren hebben een symbolische kleur en worden door mensen geassocieerd met iets, zoals rood met liefde, maar ook met gevaar en zwart met de dood of met droevig zijn. 
Ook hier een aantal plaatjes ter illustratie: 


Procesfase: productie/uitvoering (90 minuten)
Observeren
Het is een opdracht waarbij kinderen veel ruimte krijgen om hun fantasie te gebruiken en er een beroep gedaan wordt op hun beeldend vermogen. Zij hebben een aantal eisen waar hun ontwerp aan moet voldoen, maar voor de rest mogen ze hun eigen gang gaan. In het begin is overleg tussen kinderen belangrijk. Probeer dit als leerkracht ook te stimuleren. Tussentijds blijf je als leerkracht bekijken hoe het gaat met de kinderen: zijn ze nog bezig, zijn ze elkaar aan het afleiden, houden ze zich aan de opdracht etc. Eventueel kan er halverwege de les even stil gestaan worden bij hoe ver iedereen is en kunnen enthousiaste leerlingen hun werk tot nu toe aan de klas laten zien. Blijf als leerkracht altijd stimulerend, maar zorg ervoor dat je het idee bij de kinderen laat. 

Begeleiden
Bij deze opdracht staat een probleem centraal, namelijk het ontwerpen van een logo van een nieuw goed doel. Kinderen bevinden zich hierdoor in een ontwerpproces: ze werken aan het probleem en werken dit uiteindelijk uit in een product: het logo. Hier gaan een aantal schetsen van een logo aan vooraf. Door kinderen meerdere ontwerpen te laten maken, kunnen ze uiteindelijk beter met het probleem aan de slag. Kinderen bekijken tijdens het ontwerpproces het probleem van verschillende kanten, wat maakt dat er veel wordt gevraagd van het creatieve vermogen van een kind. Hier dient de leerkracht in zijn begeleiding rekening mee te houden en hier dient aandacht voor te zijn. 

Afronden
Gedurende de gehele productieve fase wordt de tijd van de opdracht in de gaten gehouden. In totaal duurt de les 2 uur en hebben de kinderen 1,5 uur om met hun logo aan de slag te gaan. Nadat de les is afgelopen, worden de spullen netjes opgeruimd door de kinderen. Kinderen die eerder klaar zijn, kunnen rustig op hun plek iets voor zichzelf gaan doen. Kinderen die niet op tijd klaar zijn, krijgen op een ander moment de kans om hun opdracht af te maken. 

Procesfase: reflectie/nabeschouwing (20 minuten) 
Nabespreken
Een aantal dagen nadat de laatste opdrachten zijn voltooid, gaan we de opdracht reflecteren. Doordat het niet direct na de uitwerking van de opdracht plaatsvindt, hebben kinderen even afstand kunnen nemen en goed kunnen nadenken wat zij van de opdracht vonden en hoe zij tegen hun resultaat aan kijken. Een reflectie kan niet vergeten worden, het is voor kinderen een moment waarbij zij zien dat hun werk serieus genomen wordt.
Tijdens het nabespreken van de opdracht zijn alle kunstwerken van de kinderen goed zichtbaar. Vaak wil ieder kind wel iets zeggen over de opdracht. Om die reden bespreken de kinderen de opdracht eerst na in kleine groepjes (3 a 4 kinderen) en hierbij beantwoorden zij met elkaar de volgende vragen: 
- Vonden de kinderen de opdracht uitdagend? Was de opdracht moeilijk/makkelijk? Wat vonden zij moeilijk/makkelijk? 
- Wat zou je nog leuker hebben gevonden als dat in de les was toegepast? 
- Wat was het leukste van de gehele les? Waar heb je het meeste plezier aan beleefd? 
- Hoe vinden jullie het resultaat geworden? 

Beoordelen
Vooraf zijn er duidelijke doelen gesteld aan de opdracht en deze zijn aan de kinderen duidelijk gemaakt. Er zijn dan ook beoordelingscriteria gemaakt om te zien of de kinderen aan de opdracht hebben voldaan. 


Onvoldoende
Voldoende
Goed
Is er te zien dat het om een logo voor een goed doel gaat?  
Er is niet te zien dat dit een logo is (0 punten)
Er is te zien dat het een logo is, maar niet voor een goed doel (2 punten)
Er is te zien dat het een logo is voor een goed doel (3 punten)
Is het logo origineel en verrassend?
Het logo is weinig origineel en verrassend en lijkt op een bestaand logo (0 punten)  
Het logo is origineel, maar had nog verrassender gekund (2 punten)
Het logo is origineel en verrassend (3 punten)
Er is geschetst en geschilderd en hierbij is minimaal één kleur gemengd.
Er is niet geschetst of geschilderd  en er zijn geen kleuren gemengd (0 punten)
Er is geschetst of geschilderd, maar er is geen kleur gemengd (1 punt)
Er is geschetst en geschilderd en minimaal één kleur gemengd (2 punten)
Er is een beeldaspect (kleur of vorm) aanwezig in de tekening dat aansluit bij het beeldend probleem.  
Er is geen beeldaspect aanwezig in de tekening. (0 punten)
Het aanwezige beeldaspect sluit niet aan bij het beeldend probleem (1 punt)
Er is een beeldaspect aanwezig dat aansluit bij het beeldend probleem (2 punten)

Presenteren 
Omdat iedereen hard gewerkt heeft voor zijn of haar logo en zijn of haar gevoel hierin heeft verwerkt, is het belangrijk dat iedereen de kans krijgt om aan te geven waarom ze voor het betreffende goede doel gekozen hebben en waar zij zouden willen dat het goede doel zich op gaat richten. Dit zal dan ook in klassikale vorm worden gepresenteerd. Na afloop van de presentatie is het goed om kinderen dit te laten opschrijven. Om iedereen bij de les te houden bij het presenteren, kan er als eis gesteld worden dat je het verhaal van je buurman of buurvrouw moet opschrijven. Hierbij kan er dan een top en tip geschreven worden voor de maker van het logo. Uiteindelijk zou het leuk zijn om de kunstwerken door de school heen te hangen (met de beschrijving erbij), zodat ook andere leerlingen en ouders de kunstwerken kunnen bewonderen. 

NB. Dit hoeft niet per se klassikaal, het kan ook in tweetallen besproken worden. 

Procesfase: evaluatie 
Opdracht en randvoorwaarden 
Het is belangrijk om als leerkracht de opdracht te evalueren. Hierbij is het belangrijk om niet alleen naar de resultaten van de leerlingen te kijken, maar ook naar het gedrag van jou en van de leerlingen. Tijdens het werken kan je al veel aflezen van het gedrag van je leerlingen. Zijn ze geconcentreerd bezig geweest, hebben ze gelet op de doelen die jij belangrijk vond etc. Indien dit niet het geval is geweest, kun je als leerkracht beter naar jezelf kijken: wat had ik anders moeten doen. Bij het nabespreken is dit ook al naar voren gekomen als onderwerp voor de leerlingen. Hier kun je als leerkracht een volgende keer weer beter op letten. 
Belangrijke vragen die je jezelf kunt stellen bij de evaluatie zijn: 
- Was er voldoende tijd voor de leerlingen om hun opdracht te maken? 
- Zijn de gestelde doelen over het algemeen behaald, was de opdracht duidelijk? 
- Was er voldoende materiaal voor de leerlingen aanwezig? 
- Hebben de leerlingen geconcentreerd gewerkt of waren zij snel afgeleid? 
- Was er sprake van een veilig lesklimaat voor iedere leerling? 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten